Complexgegevens

Complexnummer
522197

Omschrijving

Inleiding

Het complex AFWATERINGSKANAAL bestaat uit twee voormalige SCHUTSLUIZEN en een voormalige LOS- EN LAADPLAATS,een bijbehorende voormalige SLUISWACHTERSWONING, alle gesitueerd in en aan het Afwateringskanaal.

Op het grondgebied van de gemeente Roggel en Neer zijn een van beide schutsluizen en de voormalige sluiswachterswoning gesitueerd. De andere schutsluis en de voormalige los- en laadplaats zijn in de gemeenten Helden, Meijel respectievelijk Kessel gelegen. Het bijna tien kilometer lange Afwateringskanaal is gelegen tussen de Noordervaart in het westen en de rivier de Maas in het oosten en volgt de gemeentegrenzen van Helden en Kessel aan de noordzijde en Meijel en Roggel en Neer aan de zuidzijde. Het werd in westelijke richting aangelegd, nagenoeg op de plaats van de in 1657 gegraven 'Gekke Graaf', een kaarsrechte droge gracht tussen Kessel en Meijel die gegraven werd ter beëindiging van de schier eindeloze grensgeschillen tussen het voormalige Prinsbisdom Luik en het Hertogdom Gelre.

Het Afwateringskanaal is tot stand gekomen in de jaren 1854-1861. In 1854 gaf de Minister van Binnenlandse Zaken aan Rijkswaterstaat in het hertogdom Limburg de opdracht voor het ontwerp van het kanaal. Bij het ontwerp waren de ingenieurs Reuvens en Van Opstall betrokken. Toen het kanaal in 1861 werd opengesteld, omvatte het naast de kanaalpanden enkele los- en laadplaatsen, twee sluiswachterswoningen, twee sluizen, twee bruggen, een opzichterswoning, een gemetselde overlaat, enkele duikers, diverse dukdalven en vele meerpalen. De totale bouwkosten voor het kanaal (exclusief de kosten voor het verwerven van de benodigde gronden) bedroegen circa f 141.000.

Het kanaal voerde het zure veenwater van de Peel en het overtollige water van de Zuid-Willemsvaart af naar de Maas. Verder was in het kanaal scheepvaart mogelijk. Door het beperkte profiel en de geringe diepte kon alleen de kleine scheepvaart gebruik maken van het kanaal. Gaandeweg werd het kanaal, als enige waterweg in de streek, vooral vanwege de steeds toenemende ontginningen steeds belangrijker als aan- en afvoerweg. De scheepvaart was vooral belast met het vervoer van turf, steenkool en meststoffen vanuit de Peel. Vanuit Neer werd veelal gezaagd hout meegenomen voor het verpakken van het turfstrooisel. Verder werden onder andere boshout, stro en kleiwaren vervoerd.

Aanvankelijk was de bedoeling dat met de aanleg van het kanaal tevens de omliggende drassige gronden ontwaterd konden worden. Verder hield men de mogelijkheid open het kanaal op termijn uit te bouwen tot een groter scheepvaartkanaal tussen de Zuid-Willemsvaart en de Maas, hetgeen nooit is geschied.

De precieze functie van het kanaal is vanaf het begin een permanente bron van conflicten geweest tussen de Rijksoverheid en de betrokken gemeenten. Zo hoopten de omliggende gemeenten tevens op een spoedige ontwatering van hun eigen drassige gronden, terwijl het Rijk alleen oog had voor de afwatering en de scheepvaart. Het waterpeil in het kanaal werd juist door de scheepvaart zo hoog opgestuwd dat een goede ontwatering van de omliggende gronden vrijwel onmogelijk bleek.

Tussen 1884 en 1886 werd het kanaal gerenoveerd. Door de voltooiing van het kanaal Wessem-Nederweert in 1929 werd het Afwateringskanaal allengs minder gebruikt voor de scheepvaart, waardoor het tenslotte in 1932 voor de scheepvaart werd gesloten.

Thans vervult het enkel nog een functie als afvoersloot voor de omliggende landerijen. Door het ontbreken van watertoevoer vanuit de Noordervaart is het bovendeel grotendeels dichtgeslibd. Het oorspronkelijk acht tot tien meter brede kanaal heeft hier het karakter gekregen van een sloot van slechts enkele meters breed. Door de afwateringen zwelt het kanaal verder stroomafwaarts weer aan tot een bredere stroom. Veel oorspronkelijke onderdelen van het Afwateringskanaal zijn in de loop der jaren verloren gegaan of onherkenbaar veranderd.

Omschrijving.

De beschermingswaardige complexonderdelen zijn alle gelegen in de westelijke kanaalpanden tussen de Noordervaart en de Napoleonsweg. Slechts in deze panden was beperkte scheepvaart mogelijk. Om het verval in het terrein tussen de Noordervaart en de Napoleonsweg (waterpeil respectievelijk 31,60 NAP en 26,10 NAP) te overbruggen, was de bouw van twee sluizen met bijbehorende sluiswachterswoningen noodzakelijk.

De eerste sluis bevindt zich in het meest westelijke kanaalpand, aan het begin van het Afwateringskanaal tegenover de Noordervaart. Deze SCHUTSLUIS ligt precies op de grens van de gemeenten Meijel en Helden (kern Beringe). De bijbehorende sluiswachterswoning aan de Kanaaldijk 3 valt buiten de rijksbescherming. De bijbehorende SLUISWACHTERSWONING ligt circa tien meter ten zuiden van deze sluis op het grondgebied van de gemeente Roggel en Neer.

Vlak bij de Napoleonsweg, waar het kanaal via een gemoderniseerde duiker zijn weg naar de Maas vervolgt, ontstond een dubbele LOS- EN LAADPLAATS. Deze bevindt zich op het grondgebied van de gemeente Kessel (kern Kessel-Eik). Verder bevindt zich bij deze losplaats een voormalige havenmeesterswoning die buiten de rijksbescherming valt. Beschermenswaardig is ook de ten dele bewaard gebleven, thans monumentale eikenbeplanting langs het Afwateringskanaal.

In 1854 ontwierp Rijkswaterstaat de twee sluizen, die door aannemer J.L. Baudrihaye (Roermond) in 1859 werden gerealiseerd. De renovaties in 1884-1886 werden door de aannemers P. Ubachs (Nieuwstadt) en E.Coppes (Venlo) uitgevoerd. Badon Ghijben, hoofdingenieur van Rijkswaterstaat, ontwierp in 1854 de sluiswachterswoningen in traditionele bouwtrant. Ze werden in 1857 voltooid. Ook de laad- en loskade nabij de Napoleonsweg werd in 1857 voltooid.

De sluis nabij de Noordervaart is sinds 1932 in onbruik geraakt en wordt thans niet meer als zodanig gebruikt. De sluis nabij de weg van Neer naar Helden wordt sindsdien nog enkel gebruikt voor de afwatering. De bijbehorende sluiswachterswoning is thans als woonhuis in gebruik. Ook de laad- en loskade wordt thans niet meer als zodanig gebruikt.

Waardering.

Het complex Afwateringskanaal is van algemeen belang. Het complex heeft cultuurhistorische waarden vanwege de directe relatie met de ontginning en sociaal-economische ontwikkeling van het Peelgebied en van de direct omliggende gemeenten. De complexonderdelen maken alle deel uit van het Afwateringskanaal tussen de Noordervaart en de Maas, dat als landschappelijke en geografische structuur reeds een historisch, 17de-eeuws element vormt. Het complex is tevens van belang als uitdrukking van de historische infrastructuur en de hiermee samenhangende ontwikkeling van de transportsector in het Limburgs Peelgebied. Verder is het complex, als voorbeeld van een kleinschalig negentiende eeuws scheepvaartkanaal, van belang voor de typologische ontwikkeling van waterbouwkundige werken van Waterstaat.

Het complex heeft waterbouwhistorische waarden vanwege het bijzondere belang voor de geschiedenis van de nationale waterbouwkunde. De complexonderdelen hebben ensemblewaarden als essentiële onderdelen van een historisch waterbouwkundig ensemble. Voor Limburg bezit het complex een grote zeldzaamheidswaarde op grond van de waterbouwhistorische en typologische zeldzaamheid. Daarnaast is het van belang vanwege de herkenbaar bewaard gebleven samenhang tussen de diverse complexonderdelen.